PROTOCOL 24 (Kwaliteiten van de heerser)
1. Ik ga nu over tot de middelen, waardoor het ‘Huis David’ voor de eeuwigheid gewaarborgd zal zijn. Onze methode zal op dezelfde principes berusten, die voor onze wijzen in alle wereld vraagstukken beslissend waren hetgeen betekent, dat wij de gedachtegang van de gehele mensheid bepalen.
2. Verscheidene medeleden van het ‘Huis David’ zullen de koningen en hun opvolgers op hun ambt voorbereiden, waarbij de laatsten niet volgens het recht van de erfopvolging, maar volgens hun bijzondere bekwaamheid uitverkoren worden. Zij zullen hen in de diepste geheimen van de staatskunst en van onze plannen inwijden, waarbij wij alle voorzichtigheidsmaatregelen zullen treffen, dat niemand anders van deze geheimen iets te weten komt. Hierdoor zal bereikt worden, dat ieder de overtuiging krijgt, dat de regering alleen aan hen kan worden toevertrouwd, die in de geheimen van de staatskunst zijn ingewijd.
3. Alleen deze uitverkorenen zullen in de uitvoering van onze – op de ervaring van eeuwen berustende – plannen, in onze kennis van de politieke. economische en sociale verhoudingen en in de geest van de wetten onderricht zijn, die de natuur zelf heeft opgesteld om de betrekkingen van de mensen te regelen.
4. De onmiddellijke nakomelingen van de koning worden van de troonopvolging uitgesloten, als zij gedurende hun opvoeding lichtzinnigheid, weekhartigheid en soortgelijke eigenschappen vertonen, die hen voor de regering onbekwaam maken of het aanzien van de troon kunnen schaden.
5. Onze wijzen zullen de teugels der regering alleen aan hen toevertrouwen, die de bekwaamheid bezitten. met onvoorwaardelijke standvastigheid, ja, zo nodig zelfs met wreedheid te regeren.
6. In geval van ziek worden of van verlies der wilskracht moet de koning de teugels der regering in andere, meer bekwame handen leggen.
7. De plannen van de koning voor het heden, nog meer echter die voor de toekomst, zullen zelfs aan zijn naaste raadgevers onbekend zijn. Alleen de koning zelf en drie ingewijde zullen de plannen voor de toekomst kennen.
8. In de persoon van de koning, die met onbuigzame wil meester over zichzelf en over de mensheid zal zijn, zullen allen de belichaming van het lot en zijn onbekende paden zien. Niemand zal weten wat de koning met zijn bevelen bereiken wil; niemand zal zijn onbekende weg durven kruisen.
9. Vanzelfsprekend, moet de geestelijke hoogheid van de koning overeenstemmen niet de betekenis van de hem toevertrouwde plannen. Daarom zal de koning de troon eerst bestijgen, als onze wijzen zijn bekwaamheden hebben vastgesteld.
10. Opdat het volk zijn koning kent en liefheeft, moet hij op de openbare pleinen voor hen spreken. Dit leidt tot de zeer noodzakelijke vereniging van de twee krachten, die, wij tegenwoordig, door de terreur van elkaar scheidde. Deze terreur was voor ons tot nu toe onvermijdelijk, want alleen dank zij haar scheiding konden wij de beide krachten aan ons onderwerpen.
11. De koning mag zich niet door hartstocht en zeker niet door zinnelijkheid laten beheersen; dierlijke drijfveren, die zijn geestelijke bekwaamheden zoude kunnen verzwakken, mag hij nooit laten opkomen. Zinnelijkheid vernietigt meer dan elke andere hartstocht de bekwaamheden van de geest en de klaarheid van de blik, zij leidt het denken naar de slechtste en meest dierlijke zijde der menselijke natuur.
12. De wereld-vorst uit het heilige geslacht David, de zuil der mensheid. moet al zijn persoonlijke neigingen aan het welzijn van zijn volk opofferen. Onze vorst moet het voorbeeld van onberispelijkheid zijn.